Voordat we de lichtsterkte van een zaklamp bespreken, gaan we even een stukje terug in de geschiedenis. Ruim 130 jaar geleden, voordat we zaklantaarns hadden, gebruikten we een fakkel en een lantaarn met vuur dat brandde op een chemische stof gemengd met water. Deze samenstelling werd ook voor stoommachines, rijtuigen en voor mijnwerkershelmen gebruikt. Met de uitvinding van de batterij ontstond ook de draagbare lampen die geen open vuur nodig hadden. De eerste zaklampen bestonden uit niet meer dan een buis met twee D-celbatterijen in het ene en een lamp in het andere uiteinde.
Batterijen genereren elektriciteit die naar de lamp van een zaklamp stroomt en de lamp laat oplichten zodra de lamp wordt ingeschakeld. De lamp van een zaklamp is vergelijkbaar met een elektrische gloeilamp. Het enige verschil is dat het oplicht met een lage stroom van enkele volt die door de batterijen geleverd wordt. Achter de lamp van een zaklantaarn bevindt zich een gebogen spiegel die het licht van de lamp reflecteert in de vorm van een beam.
Zaklampen hebben een grote ontwikkeling meegemaakt en er zijn ontzettend veel variaties op de markt te krijgen. Veelal zie je bij beschijvingen de termen ‘Lumen’ en ‘Candela’ staan als het gaat om lichtcapaciteit of lichtsterkte van een zaklamp. Lees hier onder wat deze termen betekenen en waarvoor ze dienen.